Verplichte HIV-test
Rechtbank Utrecht 31 oktober 2000 Dwingen tot seks met HIV-drager: Op 31
oktober 2000 heeft de officier van justitie zes jaar gevangenisstraf en TBS
geëist tegen de 35-jarige G.R. uit Maarssen. De verdachte dwong in juli een
vijfjarig meisje tot orale seks terwijl hij wist dat hij besmet is met HIV.
De officier van justitie acht zowel ontucht als poging tot doodslag bewezen.
Begin 2001 kan pas vastgesteld worden of het slachtoffer ook met HIV is
besmet.
Verplichte HIV-test, niet voor verdachten van seksuele contacten
Kanttekeningen bij het rapport van de Commissie Meijers
April 1998 publiceerde de Commissie Meijers haar rapport met betrekking tot
een Aids-test. Het rapport heeft als titel Een verplichte Aids-test in het
strafprocesrecht. De commissie bespreekt overigens niet een Aids-test maar
de invoering van een HIV-test , een dwangmiddel voor een onderzoek naar
infectie met het HIV-virus of virus van `andere ernstige besmettelijke
ziekten'. In een eerder rapport doet de commissie suggesties voor de
verbetering van het dwangmiddel "onderzoek aan het lichaam". De commissie
maakt in dat eerste rapport een bruikbaar onderscheid tussen "onderzoek aan
het lichaam" en "onderzoek in het lichaam". Het meer indringende onderzoek
in het lichaam zou de wetgever volgens de commissie nu moeten aanvullen met
het strafrechtelijke dwangmiddel van een verplichte HIV-test. Professor mr.
J. Naeyé, de geestelijk vader van het nieuwe dwangmiddel, voerde onder
andere als argument aan dat de invoering van dit dwangmiddel toewijzing van
een dergelijke civielrechtelijke vordering overbodig zou dienen te maken. De
Commissie Meijers laat zich echter over de verhouding tussen deze twee
rechtsgebieden nagenoeg niet uit. Aan de verplichte HIV-test en het
voorgestelde strafrechtelijke dwangmiddel kleven mijns inziens diverse
bezwaren. Ik zal in dit artikel enkele kanttekeningen plaatsen ten aanzien
van de voorgestelde regeling met betrekking tot verdachten van seksuele
contacten.
Ik beperk mij bij de bespreking van het conceptvoorstel tot een beschouwing
voor zover het dwangmiddel toegepast zou moeten worden op een verdachte van
een seksueel misdrijf. Een betoog over de wenselijkheid van invoering voor
andere dan de seksuele delicten -- Naeyé denkt met name aan levensdelicten
-- valt buiten het bestek van dit artikel. De eveneens denkbare vervolging
van een verdachte van een prikaccident of bedreiging met een door de pleger
besmette naald laat ik dus buiten beschouwing. Hoewel in de publieke opinie
vermoedelijk weinig weerzin zal bestaan tegen het toepassen van een
dergelijk vergaand dwangmiddel op een verdachte van een zedendelict, is een
kritische afweging noodzakelijk. Dit belang illustreer ik door een aparte
paragraaf te wijden aan minderjarige verdachten van seksuele delicten. Het
conceptvoorstel voor de invoering van de HIV-test maakt immers geen
onderscheid tussen meerderjarige en minderjarige verdachten. Mogelijk dat de
wetgever tot het oordeel komt dat het voorgestelde dwangmiddel een niet te
rechtvaardigen inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een burger
die nog slechts de status van verdachte heeft. In ieder geval is het
onacceptabel als de overheid onbesproken impliciet dit dwangmiddel tegen een
minderjarige verdachte mogelijk zou maken.(1)
Eerst schets ik kort de voorgeschiedenis van de voorgestelde wetswijziging.
Vervolgens plaats ik enkele kanttekening bij het rapport van de Commissie
Meijers. Daarna kom ik tot mijn belangrijkste bezwaar tegen de invoering van
een dergelijk zwaar dwangmiddel jegens verdachten van seksuele contacten. Ik
beschouw vervolgens de consequenties voor minderjarige verdachten. Ik geef
daar een zwaarwegend argument tegen de invoering van een verplichte HIV-test
jegens (minderjarige) verdachten van het plegen van een seksueel delict.
De volledige tekst en andere uitgaven zijn
online te
bestellen |